Laatst schreef ik nog een blog over de traumatische bevalling van mijn dochter, vandaag over die van mijn zoon. Helaas had ik niet het geluk een vredige, fijne, mooie bevalling te hebben, maar hé hoeveel vrouwen hebben dat geluk wel? Dacht ik dat een bevalling nooit zo erg kon zijn als die van mijn dochter, bij die van mijn zoon kwam ik daarop terug. Het kon héél veel erger!
Op 7 juni 2011 werd om 19:15 uur mijn zoon Jonah geboren na een zwangerschap van exact 42 weken. Waar ik bij mijn dochter Syrah al weeën had bleef bij Jonah alles potdicht zitten. De dag ervoor werd er een ballon ingebracht die ervoor moest gaan zorgen dat mijn baarmoeder zich zou gaan openen. Het had letterlijk een hoog “open sesame” gehalte en het wachten begon. De volgende ochtend had ik nog de hoop (lees: illusie) dat de ballonkatheter spontaan een paar centimeter (pak ‘m beet 8 cm of zo) had veroorzaakt, maar dat was helaas niet het geval. Het was maar een paar centimeter. Ik moest dus vanuit bijna niets beginnen en het was zeker dat het een lange dag zou worden. Wat er ook zou gebeuren: als de pijn te erg zou worden, wilde ik een ruggenprik. Ik zou echt niet nogmaals een helse bevalling aankunnen. Met ‘bruut geweld’ werden mijn vliezen gebroken (waren toen vier mensen voor nodig) en de infuuspomp met weeënopwekkers werd ingesteld.
Terwijl ik naar de dvd van Guus Meeuwis (in het theater) aan het kijken was, kwamen de weeën op een lekker tempo en wist ik: dat hou ik wel vol. Het deed pijn, maar was te overzien. Zou ik dan toch geluk hebben? Niet veel later stapte ik onder de douche in de hoop dat het zou versnellen. Wat een domme fout was dat! De weeën stopten en ik moest weer in bed. De verpleegkundige draaide de infuuspomp om en er was al een klein stemmetje dat zei: ‘dat is niet goed Angela, ze verbergt iets!’ Maar ik stak mijn hoofd in het kussen en verdrong de gedachte dat het nog wel eens heel erg pijn kon gaan doen. Ze vroeg me of ik pijnstilling wilde en ik zei nee, dat zou ik wel aankunnen. Waarom vroeg ze het me niet een half uur later toen de weeënstorm begon? Dat had ik weer hoor! Had ik al besloten geen ruggenprik te nemen, omdat ik dit keer meteen naar huis wilde, besloot ik ook nog eens geen morfine te nemen. Niet veel later kon ik mezelf wel slaan! Guus kon me niet meer redden en ik had met 6 cm ontsluiting persdrang. Jawel hoor, en dat terwijl ik nog zo hoopte dat me niet nog een keer zou gebeuren. Niet dus! Weer die oerdrang om te schreeuwen, maar dit keer geen chagrijnige verpleegkundige. Dit keer eentje die urenlang naast mijn bed heeft gezeten om me er doorheen te loodsen. Eentje die me steeds weer met lieve woorden moed insprak en de kracht gaf om door te gaan. Urenlang had ik persdrang en als er een geladen pistool op mijn nachtkastje had gelegen had ik absoluut een kogel door mijn hoofd geschoten. Wat had ik spijt van die niet genomen ruggenprik. Na een urenlang tripje in ‘de hel’ mocht ik persen en binnen een kwartier was Jonah geboren. Mijn bekken werd wel bijna gebroken door zijn rugbyschouders, maar toen had ik wel wat.
Ook dit keer geen roze wolk. Het werd een zwarte wolk! Ik werd alleen gelaten met een baby op mijn buik en toen kwam de angst- en paniekaanvallen die nog anderhalf jaar lang duurden. Waar ik het verschrikkelijk vond dat ik niet kon pronken met mijn dochter, wilde ik mijn zoon juist met niemand delen en wilde ik geen kraambezoek. Uiteraard gebeurde dat wel en werden de aanvallen alleen maar erger. Nee, bevallen is niet echt mijn ding en toch zou ik het nog wel één keer mee willen maken. Uiteraard hoop ik dat dan alles anders zou zijn, maar misschien kan ik dat beter niet doen. Mocht het ons nog gegund zijn: dan wél een ruggenprik, een nachtje in het ziekenhuis slapen en de juiste keuzes maken wat betreft mijn eigen rust