Een miskraam is een spontane afbreking van een zwangerschap tot 20 weken, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd. In Nederland wordt gesproken van een miskraam tot 16 weken. De medische term hiervoor is ‘spontane abortus’. Het woord ‘abortus’ wordt in de spreektaal gebruikt bij een opzettelijke zwangerschapsafbreking (abortus provocatus).
Miskramen
Miskramen komen vaker voor dan de meeste mensen denken. Zo’n 25% van alle vrouwen krijgt er in hun leven mee te maken. Wordt vanaf het moment van bevruchting gerekend, dan gaat zelfs mogelijk tot 90% van alle bevruchte eicellen voortijdig dood. Meestal echter worden de zeer vroege zwangerschappen die in een miskraam eindigen niet eens opgemerkt, omdat een normale menstruatie volgt of de menstruatie één of twee dagen later komt. De helft van alle zwangerschappen eindigt dus al voordat de vrouw weet dat ze zwanger is. Van alle ‘vastgestelde’ zwangerschappen loopt gemiddeld 15% uit op een miskraam.
Leeftijd
De leeftijd van de moeder is de belangrijkste risicofactor. De kans op een miskraam is ± 9% voor vrouwen tussen de 20 en 24 jaar, tot 50% voor vrouwen van 42 jaar en tot 75% voor vrouwen van 45 jaar.
Het verloop van een miskraam
Het verloop van een miskraam kan erg verschillen. Soms weet een vrouw nog niet dat het vruchtje in haar buik is overleden. Vaak komt zij er pas achter bij de eerste echo. Het hartje van de foetus klopt dan niet, en soms is de foetus niet eens waar te nemen en ziet men enkel een lege vruchtzak. Vaak is de foetus al een aantal weken dood. Men spreekt dan van een missed abortion.
Er zijn dan verschillende mogelijkheden. Afwachten tot de miskraam op natuurlijke wijze op gang komt of met behulp van medicijnen de uitstoting van het overleden vruchtje opwekken of een curettage laten doen door de gynaecoloog in het ziekenhuis.
Soms komt een miskraam spontaan op gang. De mogelijke eerste tekenen van een spontane miskraam zijn het afnemen van zwangerschapsverschijnselen (zoals misselijkheid en gespannen borsten), bloedverlies of menstruatie-achtige krampen. Men spreekt van een “abortus imminens” (=dreigende abortus). Enkel bloedverlies is lang niet altijd de voorbode van een spontane abortus, 50% van deze zwangerschappen wordt dan toch nog succesvol uitgedragen. Als echter de baarmoederhals zich opent, en/of de vrucht bij echografie reeds overleden blijkt, spreekt men van een “abortus incipiens” (=onvermijdelijke abortus) en is het optreden van de abortus zeker geworden. Het bloedverlies en de krampen zullen aanhouden tot de vrucht uit de baarmoeder is verdreven. Tot 13 weken zwangerschap verlaat de vrucht meestal tegelijkertijd met de vliezen en de placenta de baarmoeder.
Na het eerste trimester (na 16 weken) van de zwangerschap is eigenlijk sprake van een bevalling, mits de foetus ook die termijn heeft gehaald. Er kunnen voorweeën optreden. Ook breken de vliezen en krijgt de vrouw hevige weeën. De foetus en de placenta verlaten meestal na elkaar de baarmoeder. Als de foetus nog leefde, overlijdt die meestal tijdens de bevalling. Als een foetus al overleden is en de miskraam komt niet spontaan op gang, dan moet de bevalling ingeleid worden. Als de placenta niet komt, is alsnog een curettage nodig.
Fysiek herstel
Na een week of twee is de vrouw doorgaans fysiek volledig hersteld van een miskraam. Drie tot acht weken is een normale termijn waarbinnen de eerste menstruatie weer kan volgen. Ook is het mogelijk dat een vrouw meteen weer zwanger wordt. Een zwangerschapstest is op zo’n moment onbetrouwbaar, omdat er nog hCG-hormoon van de vorige zwangerschap in het bloed kan zitten.
Oorzaken
Soms kan door middel van onderzoek achteraf worden vastgesteld wat de oorzaak was van de miskraam. Meestal wordt dat onderzoek pas gedaan als er sprake is van twee opeenvolgende miskramen. In dat geval wordt de kans op een volgende miskraam groter dan na een enkele miskraam. Men spreekt bij herhaalde miskramen van habituele abortus.
Er zijn verschillende oorzaken
- Een aanlegfout bij de foetus. Dit is de verreweg belangrijkste oorzaak van een miskraam. Hieraan ligt vaak een genetische afwijking ten grondslag. Dit is slechts zelden een erfelijke DNA-fout, meestal is de fout ontstaan bij de bevruchting.
- Stollingsstoornis bij de moeder (o.a. het antifosfolipiden syndroom).
- Hormonale afwijkingen bij de moeder. (o.a. diabetes mellitus, hyperhomocysteïnemie)
- Anatomische afwijkingen aan de baarmoeder. Dit kunnen onder andere zijn: een misvormde baarmoeder (al dan niet vanwege het DES-hormoon), vleesbomen, of een tussenschot in de baarmoeder.
- Infecties in de baarmoeder. (zeer zelden)
- Leefgewoonten: roken, overmatig koffie en/of alcohol gebruik en overgewicht zijn allemaal geassocieerd met een iets verhoogde kans op miskraam.
Behandeling
Een behandeling om een miskraam te voorkomen is er nog niet. Er zijn (en worden ) vele verschillende behandelingen geprobeerd, waarvan uit het verleden de bekendste het gebruik van diëthylstilbestrol(DES)is. Dit synthetisch hormoon werd in sommige landen, in Nederland tussen 1947 en 1976, op grote schaal voorgeschreven aan zwangeren. Het werkte niet maar verhoogde wel de kans op afwijkingen bij de foetussen of de tweede of derde generatie kinderen.
Nog steeds wordt gezocht naar mogelijk behandelingen voor een miskraam. Hormonen als o.a. progesteron, HCG, LHRH analogenen met gonadotrifinen, en ook schildklier hormonen worden soms voorgeschreven, maar tot nu toe is van geen van deze therapieën in wetenschappelijk onderzoek het nut aangetoond.
Psychische aspecten
Hoewel een vrouw fysiek snel herstelt van een miskraam, kan het psychische herstel lang op zich laten wachten. Dat kan sterk verschillen: de ene vrouw is er na enkele maanden ‘overheen’, de andere doet er jaren over. Er is geen richtlijn voor te geven. Zelfs als een vrouw tien jaar na enkele miskramen alsnog een gezond kindje ter wereld brengt, kan de angst voor een wiegendood van dit kindje haar nog achtervolgen. De tijd moet de scherpe kantjes er uiteindelijk afslijten. Vergeten kunnen sommige vrouwen het nooit.
Rouwverwerkingsproces
Wat wel bij alle vrouwen hetzelfde is, is dat ze een rouwverwerkingsproces doormaken. Hoe kort hun kindje ook heeft geleefd in hun buik, maakt voor het gevoel van verlies niet uit.
Vanaf het moment dat een vrouw weet dat ze zwanger is, begint ze met het opbouwen van een band met haar ongeboren kind. Wanneer blijkt dat het kindje niet levensvatbaar is, worden dromen, fantasieën en toekomstplannen ruw verstoord. Vrijwel alle vrouwen vragen zich ook af of dingen die zij voor de miskraam gedaan hebben, de miskraam niet hebben opgeroepen of veroorzaakt: een zware inspanning geleverd, een keer wat teveel gedronken etc. Hier zijn geen aanwijzingen voor en het is belangrijk de vrouw op dit punt gerust te stellen. De rouw is vaak dieper naarmate men in gedachten al meer op een baby gerekend had en daar al allerlei verwachtingen over had ontwikkeld.
Omgeving
Naast het gevoel van verlies speelt ook het onbegrip in de omgeving vaak een grote rol. Iemand die niet aan den lijve een miskraam heeft meegemaakt, kan niet weten wat het is en hoe ingrijpend het is. Mensen in de omgeving denken na een aantal weken of misschien maanden dat de vrouw er wel overheen zal zijn. De zwangerschap en de miskraam worden amper meer genoemd in een gesprek, vaak ook omdat het onderwerp te pijnlijk is. Dit kan voor de vrouw een groot gevoel van isolement geven.
Daar komt nog bij dat de omgang met zwangere vrouwen en pasgeboren kinderen vaak pijnlijk is. Dat bemoeilijkt de omgang met vriendinnen, kennissen en familieleden soms sterk. Vlak na een miskraam willen vrouwen soms helemaal niet de straat op, uit angst voor ontmoetingen met bekenden of zwangere vrouwen.
Een vrouw kan na een miskraam een aantal dingen doen om het gebeurde beter te verwerken, steun en begrip van de partner is daarbij onontbeerlijk:
- Het kindje een naam geven
- Foto’s maken van het kindje
- Het kindje begraven
- Boeken lezen over het onderwerp
- Erover praten
- Lotgenotencontact opzoeken. Op internet zijn talloze forums te vinden waar lotgenoten elkaar ontmoeten.
Soms helpt het om professionele hulp te zoeken: ook al is het vaak een natuurlijk verwerkingsproces dat vaak vanzelf zijn weg vindt, het kan soms erg lang duren. In dat soort gevallen kan het helpen om met bijvoorbeeld een psycholoog of een rouwverwerkingsbegeleider te praten.