Flean op! Wy sjonge it bêste lân fan d’ierde, it Fryske lân fol eare en rom. Kom op! Wij bezingen het beste land van de aarde, het Friese land vol eer en roem. Het volkslied gaat verder en ik ga verder met mijn verhaal over mijn ervaringen met de Friese Elfstedentocht.
In de vorige blogpost hierover schreef ik over de steden: Leeuwarden, Sneek, IJlst en Sloten en vandaag vervolg ik de weg langs het IJsselmeer via Stavoren terug richting het noorden.
Starum
We logeerden ’s nachts in het kleine plaatsje Balk (dat de naam te danken heeft aan het feit dat het dorp is ontstaan bij een balk over het kanaaltje de Luts), in een blokhut. Koud dat het was!!! Hoeveel dekens we ook over ons dekbed heen gooiden, het mocht niet baten en met verkleumde ledematen fietsten we de volgende ochtend richting de vijfde stad.
Onderweg kregen we al heel snel door dat de wind in Friesland genadeloos hard en vooral koud kan zijn.
Op de dijk langs het IJsselmeer deed diezelfde wind ons bijna stilstaan, maar ‘aan het einde van de dijk’ was er in Stavoren (Starum) de verlossing. ‘Het vrouwtje van Stavoren’ keek uit over zee, dat deed ze toen al jaren, en dat doet ze nog steeds. Het vrouwtje van Stavoren wordt ook wel ‘de weduwe van Staveren’ genoemd en is een sage die pas in de negentiende eeuw zijn huidige vorm kreeg. Ooit was het een druk bezochte internationale haven, maar tegenwoordig komt het stadje voornamelijk tot leven op toeristische zomerse dagen. Deze stad fietsten we, net als Sloten, altijd snel door op weg naar de volgende stad.
Hylpen
Hindeloopen (Hylpen) is één de kleinere steden op de Elfstedenroute en telt zo’n negenhonderdzeventig inwoners. Je zou zeggen dat de stad dus niet echt noemenswaardig is, maar in Hindeloopen kun je het eerste Friese schaatsmuseum vinden. Het ‘Mekka’ voor schaatsaanbidders zoals ik destijds was. In het museum vind je alles op schaatsgebied: van de eerste ‘Friese doorloper’ tot de klapschaats. Ik zie mezelf daar nog zo lopen als jonge vrouw, met kleine vlechtjes in mijn haar waardoor mijn hoofdhuid ernstig verbrand was, kijkend naar al die grootheden op foto’s en posters.
Ik vergaapte me aan de talloze Elfstedenkruisjes, aan de schaatskleding uit het jaar nul en aan de (misschien wel) nog oudere schaatsen.
Daarnaast is Hindeloopen de stad van de vele houten bruggetjes en ze hebben er een sterk afwijkend accent dat nog lastiger te verstaan is dan het Fries zelf.
Warkum
Workum (Warkum) doet mij voornamelijk denken aan de stank van de fabriek aan het begin van de stad en aan suikerbrood (Fryske Sûkerbôle). Er zat een bakker in de hoofdstraat waar we altijd even stopten om een suikerbrood te kopen en op het pleintje bij de kerk aten we dat dan lekker op. Boordevol suiker en kilocalorieën natuurlijk, maar dat was niet zo erg omdat we toch vele kilometers maakten en het wel verbrandden.
Boalsert
Bolsward (Boalsert) was in die tijd onze favoriete standplaats. We hadden er een vast adres om te logeren in een bêd en brochje naast de Martinikerk. Urenlang zaten we er aan de ontbijttafel te praten over Friesland en over het fietsersleven, ik denk er soms met weemoed aan terug omdat het aanvoelde alsof tijd geen rol speelde in het leven, het leek er zelfs stil te staan. Behalve dan die ene keer dat we na een dag fietsen onze ‘prestatietocht’ moesten neerleggen door zoiets onzinnigs als regen. Die regen was echter al wel gevallen vanaf Sneek dus toen we na zo’n honderd kilometer aankwamen bij de B&B (die inmiddels een pension was geworden) waren we tot op onze onderbroek nat. Het vervelende was dat de kleding in onze tassen ook doorweekt was en we dus niets anders konden dan de snelste weg naar Leeuwarden te nemen en daar op de trein te stappen. Dat was tevens onze laatste (halve) Elfstedentocht bedenk ik me nu.
Ik kan me nog heel goed ons vaste ‘restaurantje’ herinneren en ik zie het nog steeds bestaat. Het is een Hollands eethuis en het eten was er zeer goed. Simpel, maar veel voor weinig geld. We zijn er al in jaren niet meer geweest, maar soms loopt het water me weer in de mond als ik denk aan die heerlijk gevulde borden die we leegaten na een fietstocht van honderd tot honderdvijftig kilometer. Jaren later hebben we een deel van de tocht met mijn ouders gefietst en ik was die avond hondsberoerd. Frans maakte een grog voor me en ik kan me herinneren dat ik die nacht mijn bed uitdreef, maar de volgende ochtend weer kwiek op de fiets stapte.
Letter komme de oare alve stêden
Dit is het tweede deel in een serie van drie over de Friese Elfsteden.