“Laat me nou toch eens met rust” mopperde ik al in de vroege morgen. Mijn man is er één in de categorie: Ik ben wakker en vertel. En daar kan ik simpelweg niet tegen. Even rustig opstarten, zonder ingewikkelde theorieën, financiële hoogte- of dieptepunten, en ook geen “wist je dat al verhalen.” Laat me in mijn eigen tempo wakker worden, koffie drinken en aankleden. Wonder boven wonder ben ik uiteindelijk altijd wel sneller aangekleed en beneden dan manlief, maar dat terzijde.
De komst van mijn dochter veranderde mijn humeur. Als zij wakker werd, begint mijn “werkdag” en kon ik – overigens zonder te praten – mijn ding doen zonder er chagrijnig van te worden. Tegen de tijd dat mijn partner ontwaakte uit zijn schoonheidsslaapje, kon ik zijn vragen beantwoorden, ingaan op zijn nachtelijke ideeën of mee speculeren over de wist-je-dat-al vragen. Kortom, ik werd niet alleen een moeder maar zelfs een beetje een ochtend mens.
Mijn dochter is inmiddels 23 maanden en zich aan het ontwikkelen tot een klein poppen-moedertje die steeds meer eigenschappen van ons krijgt. En ja – je voelt het aankomen – ze heeft mijn slechte eigenschap ook overgenomen. Ze heeft geen last van het zogenaamde ochtendhumeur, maar vooral van het: “Ik-ben-net-wakker” humeur. Wat inhoud dat ze 2 momenten van de dag niet op haar best is.
Als mevrouwtje wakker wordt, is haar humeur bepalend, cruciaal voor de rest van de dag. Té veel vragen zorgt voor een hopeloos chagrijnige dochter. Vraag haar niet binnen 5 minuten of ze goed geslapen heeft, haar slaapzak uit moet of ze dorst heeft of wat we allemaal gaan doen vandaag, want je krijgt er gegarandeerd een mopperende peuter voor terug. Ik weet het inmiddels en zal haar behandelen zoals ik zelf ook graag behandeld werd, want ik snap het. Die hopeloze eigenschap waar je eigenlijk weinig aan kan doen. De rest weet het inmiddels ook. Zelfs op het kinderdagverblijf wordt Jasmijn op de bank gezet om zo in haar eigen tempo wakker te worden, op die manier die zij prettig vindt. Zodra ze voldoende wakker is, roept ze vanzelf dat ze haar slaapzak uit mag, ze graag wat drinken wil of een schone luier. Ze ontpopt zich van een rups tot een prachtige vlinder die gráág speelt, zingt, knutselt en knuffelt.
Doe je het niet? Dan hebben we “Jasmijntje, Chagrijntje”. Geen mooie vlinder, slechts een jengelend kind die zich niet kan of wil vermaken en die onwijs de pest er in heeft. Maar toch, het siert haar, ze ontwikkelt zich die dag niet als vlinder, gewoon als een mens die – net als ik – vreselijk last heeft van een humeur. Bijzonder om te zien!