Sinds ik weer werk en mijn zoontje naar een gastmoeder gaat,
a. luistert hij niet meer;
b. wil hij mij niet meer;
c. werpt hij zich bij alles huilend achterover of op de grond.
Hier heb ik al de grootste moeite mee, omdat het van de ene op de andere dag niet meer gezellig is saampjes. Maar nu rende hij ook nog naar oma toe in plaats van naar mij toen hij gevallen was. En zij zijn nog maar pas terug van 4 maanden vakantie! Ik lijk afgedaan, in the blink of an eye. Na al die maanden… Wat zeg ik… 2 jaren zorgen, koken, voorlezen, sjouwen en opvoeden. Ik weet het… de hele wereld doet het, maar ik vind het niet niks allemaal. Het is echt overleven.
In november had ik nog een inzamelactie op touw gezet omdat ik mijn baan kwijt was en daardoor Cruz van het kinderdagverblijf af moest. Dat vond ik voor hem heel erg – hij heeft geen andere kinderen in zijn leven – maar ook voor mij: nooit meer vrije tijd. Hij had er bovendien 7 maanden voor op de wachtlijst gestaan. Ik dacht door geld in te zamelen de paar maanden te overbruggen die ik werkloos verwachtte te zijn en dan zouden Cruz en ik onze regelmaat kunnen behouden. Bovendien was hij toen ook vaak ‘onhandelbaar’ dus ik wist niet hoe we 7 dagen per week moesten gaan doorkomen samen. Om de crèche plek te behouden is niet gelukt. Hij werd wel milder en milder en eigenlijk hebben we het samen erg fijn gehad! Nu is hij weer ’terug’ veranderd en gedraagt hij zich heel anders. Ik kan alleen maar concluderen dat hij boos op me is omdat ik weer werk. Ik heb het ook liever niet, maar zo zijn de regels. Arbeidsplicht. Zelfs als de opvang mij (dus de overheid) méer kost dan ik verdien, en nog veel belangrijker, het psychologisch gezien beter is dat een kind tot minstens zijn 3e jaar bij zijn moeder blijft.
Voor mij is dit nu bewezen door Cruz. En ik weet niet goed wat ik er mee aan moet. Het is moeilijk niet boos te worden als hij me wegtrapt als ik zijn luier verschoon of nagels wil knippen. Meestal eindig ik zelf in tranen. Of uit schuldgevoel óf uit verdriet van het afgewezen voelen. Maar misschien ligt de oorzaak ergens anders; krijgt hij kiezen of is hij ziek. Zo hoop ik dat het snel weer goed komt, want het kost me al mijn kracht om weer in dat ritme te komen van vroeg op, Cruz wegbrengen naar een dorp verderop, 8 uur werkstress, Cruz ophalen, eten koken, afwassen en het volhouden tot hij op bed ligt. Op vrije dagen heb ik ook andere verplichtingen en taken en moet ik bovendien er voor zorgen dat de gastouder, vader, oma en mijn werk op elkaar aansluiten. ’s Avonds probeer ik de stress uit mijn lijf te krijgen. Ik heb dan anders kans op een Ménière aanval en nu ik eindelijk weer een baan heb, mag ik die niet riskeren door ziek te zijn. Maar dat Cruz me nu vijandige energie toe straalt, is het pijnlijkste van alles. Zo heeft Cruz me al drie keer in mijn gezicht geslagen. Ik weet niet of het komt omdat hij nu met andere jongetjes om gaat of dat het een gevoelsuiting is. Ik probeer te benoemen hoe hij is; ik vraag of hij boos is. Maar hij is natuurlijk te jong om te beseffen wat er met hem gebeurt. “Mama vind het ook niet leuk dat je weg moet. Ik mis je als ik werk”, zeg ik hem. “En ik mis je nu ook”. Ik krijg geen contact meer. Dat hij naar oma rent met zijn au vind ik heel erg. Dan heeft mama ook au…