Blij, gelukkig en opgetogen zou ik moeten zijn, maar vooral heel erg opgelucht; dat het eindelijk zo ver is. Toch is het enige dat ik nu diep vanbinnen voel een hol en verdrietig gevoel. Iets in mijn borstkas bruist en lijkt langzaam maar zeker uit elkaar te vallen, zoals een bruisbal in een warm bad. Als straks het bruisen ophoudt zal ik vast blij zijn en ik vraag me dan ook af hoe het kan dat ik me zo voel, terwijl ik al heel wat jaren reikhalzend uitkijk naar dit moment.
Veertig jaar geleden werd ik geboren in een kleine stad in Twente. Ik groeide op in een rustige omgeving aan de rand van de stad en zag hoe nieuwe woonwijken uit de weilanden oprezen waar ik ooit speelde met vrienden.
Ik hield van de ruimte om me heen en genoot van het weidse uitzicht. De stad werd groter, ik werd ouder. Toen ik veertien jaar oud was ging ik naar een school in een dorp 8 kilometer verderop en ik fietste jarenlang elke schooldag langs boerderijen. Het was in die tijd dat ik een diepe liefde ging voelen voor het landschap om me heen en ik voelde me voor het eerst verbonden met de natuur. Ik was dol op het boerenleven en ondanks het feit dat ik een hekel had aan de stad waarin ik woonde – ik was tiener en er was op zondag geen zak te doen – was ik toch dol op het Twentse leven.
Ik hield van de Twentse nuchterheid, van de vriendelijkheid, tolerantie en het heerlijke vrijheidsgevoel.
Dit alles wist ik toen niet op waarde te schatten, maar toen ik van die kleine stad (toen 26.115 inwoners) verhuisde naar de stad waar ik nu woon (toen 138.154 inwoners) was dat op zijn zachtst gezegd heel erg wennen. Toch kwam ik in eerste instantie te wonen aan de rand van de stad, daar waar er landerijen en boerderijen waren en opnieuw kon ik het niet op waarde schatten.
Echtgenoot wilde een huis kopen, ik hoefde dat niet per se op mijn 21e. Ik was jong en bleu en niet veel later hadden wij een krot van een (rijtjes)woning en een hoge hypotheek. Het ergste van alles was dat het huis in een volkswijk stond en eerlijk is eerlijk:
Ik was dan weliswaar naïef, ik heb wel 20 jaar lang mijn best gedaan om ertussen te passen. Tot ik een paar weken geleden als een viswijf mijn overbuurman liep uit te kafferen. Toen knapte er iets in me en was de koek op.
Een paar dagen later zat ik in de tuin en overdacht mijn leven, zoals zo velen in die tijd. Ik had er al een paar weken thuisquarantaine opzitten en ik had ook al een aantal weken jufrouwtje gespeeld. Ik was moe en volledig uitgeblust. Ik was verdrietig omdat mijn zoon nu niet het onderwijs krijgt dat hij nodig heeft, maar dat hij ook nog eens een heel ander karakter had gekregen door de corona crisis. Hij was niet langer het ontevreden, nukkige, chagrijnige kind dat ik had toen het nog naar school ging. Ondanks het feit dat hij niet werd uitgedaagd merkte ik een behoorlijk verschil. Fijn toch, zou je misschien denken? Dat klopt. Maar het is ook het moment dat je beseft dat er iets mis is.
Hij zit op een school in de wijk en vind geen aansluiting bij zijn klasgenoten. Hij is hooggevoelig en ontzettend slim. Toen hij in midden groep vijf zat (net voor corona) had hij eind groep 7 niveau op vrijwel alle vakken en verveelde zich regelmatig. Vooral ook omdat hij zo graag alles wil weten. Meer dan goed voor hem is zelfs. Zijn juf is ontzettend streng, maar op het gebied van cognitie is dat ook belangrijk voor hem. Op het gebied van gevoeligheid is het een ramp. Hij voelt zich vaak onbegrepen door zijn juf en klasgenoten en heeft daardoor geen vriendjes.
In de wijk hebben de kinderen een paar vriendjes, maar langzaam maar zeker verdwijnen die allemaal uit de wijk (ze verhuizen ;-)). Aan de overkant woont een meisje dat ik al jarenlang tolereer omdat ik het zo zielig voor haar vind dat haar ouders haar elke dag de deur uitschoppen alsof ze een straatkat is. Dus elke keer als ze iets had gedaan dat ik niet kon waarderen vergaf ik het haar toch maar omdat ik haar zo zielig vond.
Tot ze op een dag mijn dochter bedreigde (we hebben het over een kind van 10!) en mijn zoon een kankerjoch noemde. Toen was ik er zo klaar mee!
Ik ben witheet van woede naar haar toegegaan en heb haar en haar ouders dringend verzocht vanaf dat moment nooit meer met mijn kinderen te spelen. Op een gegeven moment heb ik me omgedraaid en ben ik weggelopen, alleen maar omdat mijn handen zodanig begonnen te jeuken dat ik hem helemaal in elkaar wilde slaan. Dat was het moment dat ik dacht: Waar ben je in vredesnaam mee bezig? Waarom ben je zo geworden? Wie ben jij eigenlijk? Ik realiseerde me dat ik heel erg ver van mezelf vervreemd was en dat beviel me helemaal niets.
Zoals ik al zei: ik heb het 20 jaar lang geprobeerd me aan te passen aan de volkswijk waar ik woon, maar ik kan het niet meer. Ik ben helemaal op! Ik ben moe van alle haat in de straten, ik ben moe van het constant achterom kijken omdat ik me niet veilig voel. Ik ben moe van alle racisme om me heen. Ik ben doodmoe van alle ruzies op straat, het geschreeuw om niets. Ik wil me niet langer meer druk maken over waarom ik er niet tussen pas en waarom het niet lukt me ‘fatsoenlijk’ aan te passen. Ik wil niet meer steeds moeten denken: wat vinden ze nu weer van me? Ik ben er klaar mee om me uitschot te voelen. Ik ga nog liever aan een touw hangen dan nog langer in een vergiftigd, crimineel milieu te leven.
lk weet dat ik ook wel goede mensen om me heen heb. Ik weet heus wel dat er mensen wonen die wel degelijk waarde hechten aan solidariteit, respect en tolerantie, maar het probleem is dat die mensen net als ik achter gesloten gordijnen leven.
Daar kwam ik vandaag wel achter toen ik mijn directe buren sprak. De een had tranen in haar ogen en vertelde me dat zij niet ging verhuizen omdat ze zulke goede buren had. De ander vertelde me dat ze die middag had gezegd hoezeer ze het getroffen had met zulke fijne buren en de laatste was vooral heel bang voor wat er in de plaats komt (dat was een man – rationeel). Al met al genoeg voer om midden in de nacht wakker te liggen en een blog vanuit het hart te schrijven.
Vanmiddag hebben we een contract van onze makelaar getekend, we gaan ons huis verkopen. Een paar dagen terug kwam het besef: als ik hier nog langer blijf zal ik nóg meer van mezelf vervreemden, net zo lang tot ik echt niet meer mezelf ben. Ken je het liedje ‘Niet of nooit geweest’ van Acda en de Munnik? Dat is het deuntje dat ik al jarenlang regelmatig hoor: Ik ben mezelf niet of al die jaren nooit geweest. Ik ben de gangmaker op het verkeerde feest.
Het leven is een feest, maar je moet zelf de slingers ophangen. Wat een dooddoener, dacht ik altijd. Totdat ik besefte dat er in die dooddoener een behoorlijke waarheid schuilt. Het wordt tijd om wat slingers op te hangen, maar toch doet het pijn dat mijn buren daar niet voor zijn uitgenodigd en dat ik hen in zekere mate verdriet doe. Ze komen er wel overheen, net als ik dat zal doen, maar vervelend voelt het wel. Het zal vast nog wel even bruisen, maar al met al hoop ik over een jaar te bruisen van geluk.
Overigens wil ik verhuizen naar een kleine stad van (nu) 19.414 inwoners en daarmee kleiner dan de stad waar ik opgroeide. Vlakbij het huis van mijn dromen is er niets meer te zien dan weilanden en kassen. Ik word daar dan omringd door natuur en dit keer weet ik dat wél op waarde te schatten!
Dit is deel drie uit een serie over hoe corona doordringt binnen mijn gezin.