Op maandag vroeg ik: ‘Mama, mag ik een hond?’ ‘Nee,’ zei ze. ‘Honden maken rommel.’ Op dinsdag vroeg ik: ‘Mama, mag ik een hond?’ ‘Nee,’ zei ze. ‘Honden maken herrie.’ Dan maar een draak als huisdier – vooropgesteld dat er een draak te vinden is.
En ja hoor: in de winkel op de hoek loopt er eentje rond. Helaas: hij maakt meer rommel dan een hond, en ook meer herrie. En hij vertikt het bovendien om op te stappen. Gelukkig wordt het drakenprobleem ten slotte naar ieders tevredenheid opgelost.
Recensie
Al dagen lang vraagt een jongetje aan zijn moeder of hij een hond mag, maar mama wil echt geen hond in huis. Weer een dag later vraagt het jongetje dan aan zijn moeder: mag ik een draak? Omdat mama denk dat hij er toch geen kan vinden zegt zijn moeder: ‘Nou, oké. Als je er een kunt vinden, mag je hem hebben.’
Het jongetje zoekt overal, in het park, maar daar is geen hond. Ook niet op het strand, in het bos en ook niet in de dierentuin. Hij word er verdrietig van. Tot dat hij door het raam keek van de winkel op de hoek. Hij had een hoed op en een zonnebril. Maar de draak wilde niet mee. Ook niet als het jongetje aanbied dat de draak wel in zijn bed mag slapen. Als het jongetje zegt dat de draak wel met zijn speelgoed mag spelen, wil de draak mee.
Draken spelen graag met speelgoed, maar hebben een hekel aan opruimen, ze helpen niet bij klusjes, en maken van de keuken een troep. ’s Nachts maken ze lawaai.
Mama vind het geen leuke draak en vraagt of hij weg wil gaan, dat wil de draak niet. En gaat lekker in een bad spaghetti zitten en begint te eten. Hoe krijgen ze de draak het huis uit. Dan zegt het jongetje, jammer dat we geen hond hebben, want draken houden niet van honden. Draken zijn bang voor honden. En de draak dook weg in een speelgoedkist, en het jongetje hangt een briefje op het raam met daarop geschreven: hond gezocht.
Al gauw werd er op de deur geklopt. Het was een hond. Toen de draak de hond zag greep hij zijn hoed en zonnebril en ging er gauw vandoor. ‘Wat een geluk dat wij een hond hebben, honden zijn geweldig!’ zei moeder. Mijn hond kwispelde. Ja, zei ik. Er gaat niets boven een hond.
Ik vind Ik wil een hond een erg leuk boek, in A4 formaat, en heeft 15 pagina’s. Op beide bladzijden staan mooie kinderlijke illustraties en op beide bladzijden staat tekst. Op de meeste bladzijden staan drie regels tekst. Ik vind dit boek geschikt voor 3-, 4- en 5-jarigen. Onze kinderen vinden dit een erg leuk boek, en kunnen goed met hun hoofd bij het verhaal blijven. Wel vind ik het persoonlijk jammer dat het ‘jongetje’ geen naam heeft in het boek. Als het jongetje praat, praat hij in de ‘ik’ vorm.
Ik wil een hond – David La Rochelle & Hanako Wakiyama
Prentenboek, hardcover, 32 pagina’s, Lemniscaat
Bestel dit boek hier via Bol.com>>>